Sitemap | Zoeken | Contact |
Albino Luciani > Links > Het Vaticaan






Paus Leo XXIII (1810-1903)


Oorspronkelijke naam: Vincenzo Gioacchino Pecci

Geboren op: 2 maart 1810 te Carpineto Romano (Rome)

Gestorven op: 20 juli 1903 te Rome

Leo XIII was het hoofd van de Rooms Katholieke Kerk van 1878 tot 1903. Hij gaf een nieuwe betekenis aan het Pausschap, wat tot uiting kwam in een verzoenende houding tegenover de regeringen. Hij probeerde ervoor te zorgen dat de kerk zich niet langer verzette tegen de wetenschappelijke vooruitgang, ook was hij zich bewust van de pastorale en sociale noden van zijn tijd.

 

 

Vincenzo Gioacchino Pecci, geboren op 2 maart 1810, was het zesde kind van een Italiaanse adellijke familie. Na zijn opleiding in Viterbo en Rome, vervolledigde hij zijn studies in de Accademia dei Nobili Ecclesiastici in Rome. In 1837 werd hij priester gewijd en maakte hij deel uit van de diplomatieke diensten van de Pausstaten. Zijn oversten waren onmiddellijk aangenaam verrast door zijn kwaliteiten: flexibel, helder van geest, vol energie, … dit alles ondanks zijn delicate gezondheid. Zo werd hij al snel gepromoveerd tot afgevaardigde van Benevento in 1838, een beetje later, in 1841, werd hij overgeplaatst naar de belangrijkere delegatie van Perugia. In januari 1843 werd hij in Brussel aangesteld als pauselijke nuntius (= gezant van de Paus van de hoogst rang, permanent gebonden aan de regering van een bepaald land), een tijdje later werd hij aartsbisschop.

 

Het slechts drie jaar durende verblijf van Pecci in België was een belangrijke periode in het leven van de toekomstige paus. Hij ontdekte hoe katholieken in een moderne constitutionele staat konden profiteren van het parlementair systeem en van de vrijheid van pers en mening. De Belgische nuntiatuur riep echter al snel een halt toe aan de carrière van de jonge prelaat, een carrière die zo goed begonnen was. Pecci toonde initiatief en onafhankelijkheid in verschillende delicate situaties, maar tegelijk lag hij zwaar onder kritiek. Met als gevolg dat Koning Leopold I, die hem minder meegaand vond dan zijn voorganger, reeds snel zijn terugroeping vroeg.

 


In 1846 werd hij benoemd tot bisschop van het kleine bisdom Perugia. Daar bleef hij gedurende 32 jaar, ondanks het feit dat hij in 1853 kardinaal werd. Graag wilde hij een belangrijkere rol spelen, de onbekendheid waarin hij vertoefde vond hij maar niets. Hij ondernam vele pogingen om Rome voor zich te winnen, maar zonder resultaat. Rome verdacht hem, ten onrechte, van liberale sympathieën. (omwille van zijn mening inzake de revolutie van 1848 en zijn bezorgdheid om nutteloze conflicten met het Italiaanse bewind te vermijden na de annexatie van Umbrië in 1860)

 

Een zwakkere persoonlijkheid zou ongetwijfeld verbitterd reageren door deze lange periode van minachting door de hogere instanties, maar voor Pecci waren deze jaren van bezinning zeer vruchtbaar. Hij hield zich ijverig bezig met de systematische reorganisatie van zijn bisdom en met de spirituele en intellectuele verbetering van zijn geestelijkheid. Ook had hij veel vrije tijd om te lezen en te filosoferen. Hij hield zich bezig met de vernieuwing van het Christelijke gedachtegoed en bestudeerde voornamelijk de geschriften van Thomas van Aquino, de bekende Scholastische filosoof uit de 13e eeuw, aan wie hij werd voorgesteld door zijn broer Giuseppe. Men liet Pecci ook het probleem van de verhouding tussen de kerk en de moderne maatschappij bekijken. Meer en meer raakte hij ervan overtuigd dat een negatieve houding ten opzichte van de vooruitgang, zoals die terug te vinden was bij de kerkelijke overheid, onterecht was.

 

De vruchten van deze stille rijping werden, tot ieders verbazing, onthuld in zijn pastorale brieven van 1877 en 1878, waarop zelfs ver buiten de Italiaanse grenzen de aandacht gevestigd. In 1877 werd hij benoemd tot camerlengo (hoogste kamerheer van de Paus tevens belast met het beheer van de pauselijke geldmiddelen)

 

Pontificaat

Bij de dood van Pius IX in februari 1878 werd Pecci herhaaldelijk genoemd als een van de voornaamste papabili, de mogelijke opvolgers van de paus. Zijn kandidatuur werd gesteund door het merendeel van de niet-Italiaanse kardinalen. Zij waren onder de indruk van de inzet die hij aan den dag legde voor zijn functie als camerlengo, ook dachten ze dat iemand die zo lang was weggeweest van Rome minder bevooroordeeld zou zijn door de beslissingen van de vorige paus. Kardinaal Pecci werd verkozen op 20 februari 1878 bij de derde stemming. Hij kondigde aan dat hij de naam Leo zou aannemen ter herinnering van Leo XII, die hij altijd al had bewonderd, omwille van zijn kennis, zijn verzoenende houding tegenover tijdelijke regeringen en zijn verlangen om de relaties met de Christenen die zich van de Rooms Katholieke Kerk hadden afgescheurd aan te halen. Zijn leeftijd en tere gezondheid zorgden voor speculaties rond een korte duur van zijn pontificaat. Uiteindelijk zou hij de kerk gedurende een kwart eeuw leiden.

 

Het pontificaat van Leo XIII’s voorganger, Pius IX, was lang en controversieel geweest. Reeds vanaf het prille begin van zijn regeerperiode was Pius IX conservatief en autoritair, zowel in het bestuur van de kerk als in het verzet tegen de Italiaanse regering die pas de Pauselijke staten had geannexeerd. Ook Leo XIII was, net zoals zijn voorganger, eigenzinnig wat betreft het principe van de tijdelijke soevereiniteit van de paus, hij bleef de traditionele doctrine van de Christelijke staat als een ideaal beschouwen. Hij reageerde even hardnekkig als Pius IX tegen de Vrijmetselarij en het wereldlijk liberalisme. In het kerkelijke bestuur zette hij de benadrukking van de machtscentralisatie in het pausdom voort, meer nog dan in de nationale kerken en verstevigde hij de macht van de nuntius. In navolging van Pius IX moedigde Leo XIII de aanbidding van het Heilig Hart en van Maria aan. Hij vernieuwde de veroordeling van het Rationalisme en vervolgde de hernieuwde interesse voor de filosofie van Thomas van Aquino.

 

Er kan echter niet ontkend worden dat er tijdens het pontificaat van Leo XIII een nieuwe wind waaide door de kerkelijke rangen. In zijn relaties met de burgerlijke regeringen toonde Leo een voorkeur voor diplomatie. Ondanks zijn grote interesse voor politiek was hij niet louter een politiek geëngageerde paus, hij had ook sympathie voor de wetenschappelijke vooruitgang en vond dat de kerk zich open moest stellen voor zo’n vooruitgang. Al bij al bleef hij een ‘pastoor’ die bezorgd was over het interne leven van de kerk en de verspreiding van haar boodschap over de hele wereld.

 

Zijn bezorgdheid over de dialoog tussen de kerk en de wereld kwam vooral tot uiting in zijn vele encyclieken (pauselijke zendbrieven) die instructies gaven aan de katholieken over de hele wereld. Kerk en staat zouden in vrede moeten samenleven binnen de organisatie van een moderne maatschappij. In 1893 definieerde de encycliek ‘Providentissimus Deus’, nu gedateerd maar toen een pionierswerk, op een nogal ruimdenkende manier de principes waarop Katholieken de Bijbel moesten interpreteren. De in 1891 geschreven encycliek ‘Rerum Novarum’ toonde behoedzaam aan dat het pausdom kennis genomen had van de problemen van de werkende klasse. Hij ondersteunde de organisatie van het Katholieke lekendom en probeerde een nieuwe dialoog met de niet-katholieken aan te wakkeren, wat tot uiting kwam in een poging om een band te creëren tussen de Anglicaanse kerk en Rome en in zijn respect voor de Oosterse kerken.

 


Gedurende de laatste jaren van het pontificaat van Leo XIII, tot zijn dood in 1903, kon men een duidelijkere vastberadenheid ontdekken in het beleid van de kerk en een meer gereserveerde houding ten aanzien van de Christen democratie. Desondanks slaagde Leo XIII erin het prestige van het pausdom te vergroten, wat men kon merken aan het groeiend aantal landen dat diplomatieke betrekkingen aanknoopte met het Vaticaan. Hij was een man met een verbluffende intelligentie, een actief karakter, een sterk bewustzijn van zijn persoonlijke waarde en een goed gevoel voor ‘public relations’. Hoewel zijn pontificaat niet zoveel directe veranderingen bracht in de relatie tussen de Rooms Katholiek Kerk en de maatschappij, bracht het vele nieuwe opvattingen tot stand die in de volgende decennia zouden rijpen.

 

Bron: Encyclopaedia Britannica

Vertaald en bewerkt door Jan Mostert