Sitemap | Zoeken | Contact |
Albino Luciani > Teksten en toespraken






Homilie van kardinaal Albino Luciani tijdens de eucharistieviering bij het overlijden van Paulus VI in de basiliek van San Marco te Venetië, 9 augustus 1978.


 

«Hoe wenst u genoemd te worden?», vroeg men hem, vijftien jaar geleden, bij de sluiting van het Conclaaf. «Ik zal Paulus heten», antwoordde hij. Diegenen die hem goed kenden zouden op die naam gegokt hebben. Montini was altijd al geboeid door de geschriften, het leven en de dynamiek die uitging van de Apostel der heidenen. En hij beleefde het “pauluszijn” helemaal volkomen en tot het einde van zijn leven.

 

Op 29 juni jongstleden, sprak hij over de vijftien jaar van zijn pontificaat. Hij maakte de woorden die sint Paulus, aan het einde van zijn leven, schreef naar Thimotheus tot de zijne: «ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop voleind, het geloof bewaard» (2Tm4,7).

 

Het bewaren en verdedigen van het geloof was het eerste punt uit zijn programma. In de toespraak bij zijn kroning, op 30 juni 1963, had hij verklaard: «wij zullen de Heilige Kerk verdedigen tegen alle dwalingen van leer en levensgewoonten, die, binnen en buiten zijn grenzen, zijn grondvesten bedreigen en zijn schoonheid omsluieren».

 

Sint Paulus schreef aan de Galaten: «al zou een engel uit de hemel een ander evangelie verkondigen dan wij u verkondigd hebben: hij zij vervloekt!» (Ga1,8).

 

De cultuur, de moderniteit, de modernisering, alles waaraan Paulus VI heel veel belang hechtte, kan tegenwoordig als hemels beschouwd worden. Maar indien zij zich richtten tegen het evangelie en zijn leer, zei hij onplooibaar: “neen”. Men denkt aan de encycliek Humanae Vitae, aan zijn “Credo”, aan de stelling die hij nam ten opzichte van de Hollandse catechismus, aan zijn duidelijke verklaring over het bestaan van de duivel.

 

Sommigen lieten doorschijnen dat de encycliek Humanae Vitae een zelfmoordpoging was voor Paulus VI, de ineenstorting van zijn populariteit en het begin van harde kritiek. Het is waar, in zekere zin, maar hij had het verwacht, en, samen met sint Paulus, sprak hij: «tracht ik de gunst van de mensen te winnen of die van God? Als ik de gunst van mensen zocht, zou ik geen dienaar van Christus zijn» (Ga1,10).

 

Sint Paulus had ook gezegd: «ik ben gekruisigd met Christus» (Ga 2,19). Paulus VI vertrouwde hem toe: «misschien riep de Heer mij tot die dienst (pontificaat) niet opdat ik een zekere houding zou aannemen of zou besturen, en de Kerk uit haar huidige moeilijkheden zou redden, maar dat ik iets zou verdragen voor de Kerk, en dat het duidelijk Hij is, en niet anderen, die haar leiden en redden». Hij zegde ook: «De paus heeft leed die hem overkomt door zijn eigen menselijk tekortkomen, die op ieder ogenblik staat tegenover het enorme en buitenmaatse gewicht van zijn plichten en verantwoordelijkheid en bijna in conflict met zichzelf». Dat leidt soms tot grote angst.

 

De Korintiërs beoordeelden sint Paulus als volgt: «Want zijn brieven (van Paulus), zegt men, zijn streng en bars, maar zijn persoonlijk optreden maakt geen indruk en hij is een armzalig spreker» (2Kor.10,10). Wij zagen allen Paulus VI op televisie of op foto de patriarch Athenagoras omhelsde: hij gaf de indruk te verdwijnen in de armen en de indrukwekkende baard van een reus.

 

Toen hij sprak klonk zijn stem nogal dof; ze gaf maar zelden blijk van de overtuiging, het enthousiasme dat in hem opborrelde. Maar zijn denken! Maar zijn geschriften! Die waren duidelijk helder, diep doortastend, gegrond en soms beeldrijk.

 

«De hongerigen», schreef hij, bij voorbeeld, «roepen op dramatische wijze de bevolkingsgroepen op die in overvloed leven. De Kerk schrikt op van deze angstige oproep en vraagt iedereen dit te beantwoorden met liefde voor eigen broeder». Ontwikkeling, ja – zei hij – maar integraal, «van ieder mens en gans de mens». «Ieder mens» en niet alleen de rijke klasse; «gans de mens»: deze dus, dient de mogelijkheid te hebben zich te ontwikkelen en vooruit te gaan niet alleen op economisch, maar ook op moreel, geestelijk en godsdienstig vlak. «Doen, kennis verkrijgen en meer verwerven om meer te zijn».

 

Maar sint Paulus wordt ook de Apostel der heidenen genoemd, van diegenen, die destijds zich beschouwden als tegen de Joden. Ondanks de verbazing van de andere apostelen, vocht hij, hij reisde veel en zag ervoor af. Hij schreef: «tot vijf maal toe kreeg ik van de Joden de veertig-min-één; drie maal ben ik met stokken geslagen; éénmaal gestenigd; driemaal heb ik schipbreuk geleden, eens een heel etmaal doorgebracht in volle zee! Altijd op reis…» (1Kor.11, 24-26). Naar zijn voorbeeld, legde Paulus VI 130.000 kilometers af met het vliegtuig: Palestina, India, zetel van de Verenigde Naties, Fatima, Turkije, Colombia, Afrika, Verre Oosten zijn de belangrijkste stappen uit zijn reizen. Al die verplaatsingen leverden niet altijd volgelingen maar zij toonden dat de Kerk heel dicht bij de bevolking stond en hun problemen deelde.

 

Andere benadering, of beter toenadering, die Paulus VI zocht, is het contact met de regeringen die een atheïstische stelling innamen. Een punt waarop de paus soms werd bekritiseerd. Zonder enige twijfel was daar enige risico aan verbonden. Maar beperkt en berekend. Beperkt door feit dat hij niet op basisbeginselen van het evangelie toegaf: «iota unum aut unus apex non praeteribit a lege». Berekend, door het feit dat, zelfs al gaf het maar sprankeltjes hoop, hij het goede voor de godsdienst nastreefde.

 

Er was het probleem van de vele katholieken die vervolgd werden door hun regeringen: de paus moet hen wel bisschoppen zenden of zoekt voor hen wat godsdienstige vrijheid te bekomen. De niet-gelovigen zelf vormen een probleem: ze zijn zo talrijk, zo talrijk; tegenover hen, kan de Kerk zich dan op zichzelf terugplooien?

 

Sint Paulus schreef: «met de zwakken ben ik zwak geworden, om de zwakken te winnen, alles ben ik voor allen, om er tot elke prijs enkelen te redden» 1Kor.9, 22). Waarom dan niet de moed van een paus bewonderen die risico’s neemt? Op het ogenblik dat Pius VII onderhandelde met Napoleon over het concordaat, beukte hij in tegen een felle oppositie, zelfs onder kardinalen. «Onderhandelen met die schurk!», zeiden ze. «En uit de bisdommen al de oudere bisschoppen wegjagen, onder wie, een groot aantal zich kunnen opgeven als martelaren in het geloof! En in hun plaats andere bisschoppen benoemen die meneer de eerste consul aanstaan!». Pius VII, noodgedwongen, vroeg of legde aan de oudere bischoppen op niet enkel te lijden voor de kerk maar ook door de kerk. Hij deed aan de consul alle mogelijke toegevingen om daar tegenover, van hem, grote voordelen voor de godsdienst te halen. Natuurlijk, heeft men daar niet onmiddellijk de vruchten van ingezien. Dat is pas later gebleken. De geschiedenis heeft zo zijn eigen cyclus. De Kerk ook. Er bevinden zich in de archieven van het patriarchaat sommige brieven tussen de patriarch Roncalli en substituut Montini. “De paus”, schrijft in een van zijn brieven «Roncalli wenst een welbepaalde priester te Rome; het toestaan is een groot offer voor Venetië, maar ik geef toe, want in de Kerk, mag men niet kortzichtig zijn». Bedankt antwoordt Montini; bedankt voor de toegestane priester, en, voor het «niet kortzichtig».

 

Broeders, niemand is perfect; Paulus VI, die wij zoveel missen, zal ook wel soms onvolmaakte zaken gedaan hebben. Het lijkt mij nochtans, dat, ontwikkeld als mens, voorbeeldig als priester, hij als paus «heel breed en ver gekeken heeft».