Sitemap | Zoeken | Contact |
Albino Luciani > Teksten en toespraken






Toespraak tot de kardinalen - 30 augustus 1978

Geluidsfragment uit deze toespraak (Italiaans)

 

 

 Eerbiedwaardige broeders,

Met grote vreugde zien wij u rondom ons verzameld voor deze ontmoeting, waarnaar wij levendig en vol verlangen hebben uitgezien, en waarvan wij nu, dank zij uw welwillendheid, de vreugde en de sterkende kracht mogen smaken.

 

Wij vonden het inderdaad dringend nodig niet alleen opnieuw onze erkentelijkheid uit te spreken voor de overeenstemming - die ons weliswaar onophoudelijk blijft verrassen en verlegen maken - door u betoond aan onze bescheiden persoon, maar u evenzeer ons vertrouwen te betuigen in uw broederlijke, blijvende medewerking. De last die de Heer volgens de ondoorgrondelijke plannen van zijn voorzienigheid op onze zwakke schouders heeft willen leggen, zou ons werkelijk al te zwaar toeschijnen, als wij niet wisten dat wij behalve op de almachtige kracht van zijn genade, ook kunnen rekenen op het welwillend begrip en de daadwerkelijke solidariteit van broeders, die zo geroemd zijn om hun leer en wijsheid, zo ervaren in het pastoraal bestuur, zo goed thuis in de zaken van God en in die van de mensen.

 

Laten we daarom van deze gelegenheid gebruik maken te verklaren dat wij vooral rekenen op de hulp van die heren kardinalen, die bij ons zullen blijven in deze grootse stad, aan het hoofd van de verschillende dicasteries (ministeries) die de Romeinse Curie vormen. De herderlijke taken, waartoe de goddelijke Voorzienigheid ons in de afgelopen jaren keer op keer geroepen heeft, werden steeds ver van deze gecompliceerde organen vervuld. Deze organen bieden de plaatsbekleder van Christus de concrete mogelijkheid om de apostolische dienst uit te oefenen, die hij aan heel de Kerk verschuldigd is; zij verzekeren de organische geleding van de wettige zelfstandigheden, maar dat dan wel met de onmisbare eerbied voor de wezenlijke eenheid van de tucht en van het geloof, waarom Christus bad aan de vooravond van zijn lijden (vgl. Joh. 17,11. 21-23). Het kost ons geen moeite, onze onervarenheid op zulk een delicaat gebied van het kerkelijk leven te erkennen. Wij nemen ons dus voor ons voordeel te doen met de raadgevingen die ons zullen worden gegeven door zulke kundige medewerkers, door om zo te zeggen - in de leer te gaan bij ieder, die vanwege de in een dienst van zo'n groot belang verworven verdiensten, ons volle vertrouwen en onze dankbare erkenning verdient.

 

Onze gedachten richten zich verder op al diegenen onder u, eerbiedwaardige broeders, die zich opmaken om naar hun bisschopszetels terug te keren, om de herderlijke zorg over de kerken, die de Geest hun heeft toevertrouwd, verder op zich te nemen (vgl. Hand. 20,28), en die in de geest zich reeds verheugen over de ontmoeting met zovelen van hun intussen welbekende en innig geliefde kinderen. Dat is een vreugde die ons niet vergund zal zijn. De Heer weet hoezeer het ons aan het hart gaat, hiervan afstand te moeten doen. Maar in zijn goedheid weet Hij de bitterheid van de scheiding te verzachten door het vooruitzicht op een nog omvangrijker vaderschap. In het bijzonder sterkt Hij ons met de onschatbare gave van uw hartelijke en oprechte toewijding, waarin wij de toewijding menen te voelen resoneren van alle bisschoppen ter wereld, die met deze Apostolische Stoel verenigd zijn door de stevige banden van een gemeenschap, die ruimtelijke afstanden overspant, van geen verschillen in ras weten wil, zich verrijkt met de echte waarden die in de onderscheidene culturen aanwezig zijn, en van volkeren, die wat aardrijkskundige ligging, taal en mentaliteit betreft, ver van elkaar verwijderd leven doch tot één grote familie maakt.

 

Hoe kan het anders, dan dat wij overstelpt worden met een golf van geruststellend vertrouwen, als we dat wonderlijke toneel zien, dat zich aan de geboeide beschouwing van onze geest voordoet, nu uw aanwezigheid de vijf werelddelen present stellen die in u zulke waardige vertegenwoordigers hebben.

 

De schitterende kring, die u vormt, brengt ons een welsprekend beeld van Christus' Kerk voor ogen. Haar katholieke eenheid ontroerde reeds de grote Augustinus en bracht hem er toe, de "twijgen" van de afzonderlijke particuliere kerken te waarschuwen, zich niet los te maken "van die grote boom die zich door het uitstrekken van zijn takken over heel de wereld verbreidt" (Ep. 185 ad Bonifacium, n.8,32). Wij weten, dat wij zijn aangesteld als teken en werktuig van deze eenheid (vgl. de Dogmatische Constitutie Lumen Gentium, n.22,2;23,1), en het is ons voornemen, al onze energie te wijden aan de verdediging en de groei er van, daarin aangewakkerd door het besef te kunnen rekenen op het verstandige en edelmoedige werk van ieder van u. Het is niet onze bedoeling, hier de grote lijnen van ons program weer naar voren te halen. Die zijn u reeds bekend. Wij zouden op dit moment alleen, samen met u allen, nog eens onze inzet willen bevestigen van een algehele beschikbaarheid voor de roerselen van de Geest ten bate van die Kerk, die ieder van ons op de dag van zijn verheffing tot het kardinaalsrood beloofde te dienen "tot bloedvergietens toe".

 

Eerbiedwaardige broeders, toen wij verleden zaterdag voor de belangrijke beslissing stonden van een "ja" dat de geduchte last van het apostolisch ambt op onze schouders zou leggen, fluisterde iemand van u ons woorden in het oor die uitnodigden tot vertrouwen en moed. Het zij ons vergund nu, nu wij Plaatsbekleder geworden zijn van Hem die aan Petrus de opdracht gaf, 'zijn broeders te sterken' (Lc. 22,32), het zij ons vergund, tot u, die u opmaakt elk zijn eigen kerkelijke functie weer op te nemen, als bemoediging de aansporing mee te geven, om, ook al is er nu reden tot bezorgdheid, toch met mannelijke sterkte te vertrouwen op de zekere hulp van Christus, die ook voor ons, vandaag, de woorden herhaalt die Hij uitsprak toen de duistere wolken van de Passie zich al rond Hem en de eerste kern van de gelovigen samentrokken: 'Hebt goede moed: Ik heb de wereld overwonnen' (Joh. 16,33). In Christus' naam en als onderpand van onze vaderlijke welwillendheid schenken wij met de uiting van onze genegenheid aan u, aan uw medewerkers en aan alle aan uw herderlijke zorg toevertrouwde zielen de eerstelingen van onze bij God voorsprekende apostolische zegen.