Sitemap | Zoeken | Contact |
Albino Luciani > Teksten en toespraken






Toespraak tot speciale afgevaardigden - 4 september 1978

Excellenties, Dames en Heren,

Tijdens de plechtigheid van gisteren konden wij niet meer dan een korte begroeting tot u richten. Vandaag hebben wij er behoefte aan jegens u uitdrukking te geven van onze vreugde, ontroering, de eer die u ons bewezen hebt door uw deelname aan de viering van onze ambtsaanvaarding. Wij zijn u hartelijke dankbaarheid verschuldigd, aan u persoonlijk op de eerste plaats, alsook aan de landen welker internationale organisaties u vertegenwoordigt.

 

Dat eerbetoon van zoveel naties is schoon en zeer bemoedigend. Niet omdat onze persoon zulks verdiend heeft; tot gisteren waren wij slechts een priester en een bisschop van een Italiaanse provincie, die al zijn krachten en talent in dienst stelde van het apostolaat dat hem was toevertrouwd.

 

En zie, vandaag zijn wij geroepen op de stoel van Petrus. Wij zijn erfgenaam van zijn grote opdracht ten opzichte van alle volken, een taak die hij alleen door genade ontvangen heeft uit de handen van Onze Heer Jezus Christus, die volgens het christelijk geloof de Zoon van God is en de Verlosser van de wereld.

 

Wij denken dikwijls aan dat woord van de apostel Paulus: 'Wij dragen die schat in broze vaten opdat duidelijk blijkt dat die grote kracht van God komt en niet van ons' (2 Kor. 4,7). Gelukkig is ook dat wij niet eenzaam zijn; wij handelen in gemeenschap met de bisschoppen van de Katholieke Kerk in heel de wereld. Wat ons dus verheugt is - afgezien van de welwillendheid aan ons bewezen - het feit dat uw eerbetoon in onze ogen de blijvende aantrekkingskracht en het fascinerende van het Evangelie en alle dingen van God in onze schepping betreft; het is een uitdrukking van eerbied en vertrouwen die bijna alle volken tonen voor de Kerk en de Heilige Stoel, haar veelzijdige activiteiten, zowel op het direct geestelijke terrein als op het terrein van de rechtvaardigheid, ontwikkelingswerk en de vrede. Hieraan dient te worden toegevoegd dat de bemoeiingen van de laatste pausen en bijzonder van onze vereerde voorganger Paulus VI zeer veel hebben bijgedragen aan die internationale uitstraling.

 

Wat ons betreft, wij zijn bereid om naar vermogen mee te werken en onze medewerkers op deze terreinen te steunen. Ook wanneer wij niet persoonlijk al uw landen kennen, en alhoewel wij tot onze spijt niet allen kunnen toespreken in uw eigen taal, ons hart staat wijd open voor alle volken, alle rassen, vol verlangen dat een ieder zijn plaats weet te vinden in het concert der naties en de gaven ontwikkelt die God hem gegeven heeft in vrede en dank zij het begrip en de solidariteit van anderen.

 

Niets wat waarlijk menselijk is mag ons vreemd zijn. Wij hebben beslist geen miraculeuze oplossingen voor de grote wereldproblemen. Wij kunnen echter wel iets zeer waardevols bijdragen: een geest die ertoe bijdraagt die problemen op te lossen, ze plaatst op de as die wezenlijk is, die van de universele liefde en een uitzicht op transcendente waarden, dat wil zeggen: uitzicht naar God. Wij zullen trachten die dienst te vervullen gebruik makend van eenvoudige taal, helder en vastberaden.

 

Mogen wij van onze kant rekenen op uw welwillende medewerking. Wij wensen allereerst dat de christelijke gemeenschappen bij u steeds respect en vrijheid mogen ondervinden, zaken waarop het geweten recht heeft en dat zij de juiste plaats krijgen in hun bijdrage naar het zoeken van het 'bonum commune'.

 

Wij zijn ervan overtuigd dat u de initiatieven van de Heilige Stoel zult blijven aanvaarden waar ze opwekken tot dienst aan de internationale gemeenschap, herinneren aan de eisen van een gezonde samenleving, ter verdediging van de rechten en de waardigheid van de mens, vooral van de kleinen en de minderheden.

 

Nogmaals hartelijk dank voor uw bezoek. Van ganser harte roepen wij Gods hulp voor u allen af, voor u, uw families, voor eenieder in uw land en internationale organisaties die u vertegenwoordigt.

 

Temidden van alle grote verantwoordelijkheden moge God onze geesten ontvankelijk en onze harten in vrede houden.