Op 19 april 2005 werd kardinaal Joseph Ratzinger gekozen tot opvolger van Paus Johannes Paulus II en koos hij de naam Benedictus XVI.
In 2003 gaf hij een interview aan het Italiaanse maandblad: 30giorni, naar aanleiding van de verjaardag van 25 jaar verkiezing en overlijden van Papa Luciani.
Door Gianni Cardinale
De zomer van het jaar 1978 was geen zomer zoals anderen voor de katholieke Kerk. Op amper enkele weken tijd, werden de kardinalen twee maal samengeroepen om een opvolger te kiezen van Petrus. Op 6 augustus inderdaad, na een vijftienjarig pontificaat, kwam Paulus VI te overlijden. Hij zou de gezegende leeftijd van een en tachtig jaar bereikt hebben op de eerstvolgende 26 september. Op 26 augustus, na een kortstondig conclaaf, - twee dagen en vier stembeurten – werd de patriarch van Venetië Albino Luciani verkozen tot paus, en nam tot naam Johannes Paulus I. Hij ging zes en zestig jaar worden op 17 oktober, maar hij vierde deze verjaardag niet meer. Zijn pontificaat duurde maar amper drie en dertig dagen. Bij dageraad van 28 september, werd de nieuwe paus levenloos getroffen in zijn slaapkamer. Het College van kardinalen werd opnieuw samen geroepen voor een nieuw conclaaf – na drie dagen en acht stembeurten – werd de aartsbisschop van Krakau, Karol Wojtyla, acht en vijftig jaar oud, tot paus uitgeroepen. Deze nam de naam aan van Johannes Paulus II, eerste Poolse paus uit de geschiedenis en eerste niet Italiaanse paus sinds vier honderd zes en vijftig jaar.
Om daaraan te herinneren, vijf en twintig jaar later, de dramatische gebeurtenissen van die zomer, vroeg "30giorni", getuigenis af te leggen aan kardinaal Ratzinger, zes en zeventig jaar oud, zonder tegenspraak de meest bekende uit de een en twintig kardinalen van het College van kardinalen die deelnamen aan de twee conclaven in 1978. Wij spraken ook met de Beierse kardinaal over zijn ontmoetingen met Paulus VI en Johannes Paulus I van 1977 en 1978.
Kardinaal Ratzinger dient niet voorgesteld te worden. Grote befaamde theoloog sinds het tijdperk van het tweede Vaticaans concilie, benoemd tot bisschop van München en Freising, tot kardinaal in 1977 door Paulus VI, en is huidig de enige Europese kardinaal benoemd door Paulus VI die in eventueel conclaaf zou zetelen. Naar Rome geroepen door Johannes Paulus II in 1981, is hij aangesteld tot voorzitter van de commissie voor geloofsleer, de Bijbelse pontificale commissie en internationale theologische commissie. Hij is diegene, die huidig in Romeinse Curie, de langst op post gebleven is van een ‘dicasterion’. Verkozen tot vice-deken uit het College van kardinalen in november 1998, werd hij tot deken verkozen van hetzelfde college op einde 2002.
Eminentie, op 24 maart 1977 werd u door Paulus VI benoemd tot aartsbisschop, en drie maanden nadien, verhief hij u tot kardinaal…
Kard. Ratzinger: Twee tot drie dagen na mijn bisschoppelijke aanstelling van 28 mei, werd ik geïnformeerd dat ik tot kardinaal werd benoemd, een benoeming die bijna overeenstemde met mijn sacramentele wijding. Ik was zeer verrast. Ik heb er tot nu toe geen enkele verklaring voor gevonden. Wat ik wel weet, is dat Paulus VI op de hoogte was van mijn werken als theoloog. Zodanig zelfs, dat hij een paar jaar voordien, in 1975 misschien, hij mij uitnodigde tot het preken van een retraite in het Vaticaan. Maar ik voelde mij helemaal niet zeker van mijn Italiaans, noch van mijn Frans, tot voorbereiding en het aandurven van zulk avontuur, zodanig dat ik de uitnodiging afwees. Maar dit leverde het bewijs dat de paus mij kende. Het is mogelijk dat Mgr. Karl Rauber, hedendaagse nuntius in België, toen nauwe medewerker van Substituut Giovanni Benelli, daar voor iets bij betrokken was. Wat er ook van zij, in feite, heeft men mij gezegd, had hij drie voorgestelde namen voor zich bij de nominatie in München en Freising; en de paus zou de voorkeur hebben gegeven aan mijn armoede.
Het consistorie van 27 juli 1977 was een “miniconsistorie” tijdens welke maar vijf kardinalen hun benoeming kregen…
Kard. Ratzinger: Ja, wij waren een kleine groep, interessant en sympathiek. Aanwezig was Bernardin Gantin, de enige nog in leven buiten mezelf. Dan ook nog Mario Luigi Ciappi, wijsbegeerte uit het pontificale huis, Benelli, natuurlijk, en Frantisek Tomasek die benoemd werd “in pectore” vorig jaar al, en het ‘purper’ kreeg hij gelijktijdig met ons.
Men vertelt dan het Benelli is, benoemd tot aartsbisschop van Firenze op 3 juni, die de namen “gekozen” heeft bij dit “mini-consistorium”…
Kard. Ratzinger: Het is mogelijk. Ik heb nooit, en wens nu ook niet dieper in te gaan op zulke verkenningstochten. Ik eerbiedig Gods wegen: en wens niet te weten te komen welke de instrumenten waren.
Wat herinnert u zich van deze ceremonie?
Kard. Ratzinger: Bij het overhandigen van het hoofddeksel in zaal Paulus VI, had ik een groot voordeel op de andere nieuwe kardinalen. Geen enkele van de vier andere kardinalen had een grote familie bij zich. Benelli had lang op de Curie gewerkt, en was niet al te bekend in Firenze. De gelovigen uit de Toscaanse hoofdstad waren dus niet zo talrijk. Tomasek - toen bestond er nog het IJzeren Gordijn – kreeg geen medereizigers; Ciappi was een theoloog die steeds gewerkt had, om zo te zeggen, op zijn eiland; Gantin kwam uit Benin, en het was niet gemakkelijk om van Afrika naar Rome af te reizen. Ik had integendeel veel volk, de zaal was bijna volzet met mensen uit München en Beieren.
U was de vedette…
Kard. Ratzinger: In zekere zin, ja. Voor mij werd er het meest geapllaudiseerd. Men stelde vast dat München aanwezig was. En het verheugde de paus te zien dat op een of andere wijze zijn keuze bevestigd werd.
Bij welke gelegenheid had u een persoonlijk onderhoud met de paus?
Kard. Ratzinger: Na de dienst waarin hij ons de ring overhandigde, vertelde men mij, dat Paulus VI mij wenste te spreken in privé-audiëntie. Ik was gedurende lange jaren een eenvoudige leraar, zeer ver verwijderd van de hiërarchie, en wist niet al te best hoe mij te gedragen, ik zat wat ongemakkelijk in die wereld. Ik durfde niet te spreken tot de paus, daar ik mij te eenvoudig voelde, maar hij was zeer wel en bemoedigde mij aan. Dat onderhoud was niet speciaal doelgericht, Paulus VI wenste mij beter te leren kennen, waarschijnlijk nadat Benelli hem over mij gesproken had.
Wat herinnert u zich van het laatste jaar van het pontificaat van Paulus VI?
Kard. Ratzinger: Tijdens dat jaar, kwam ik naar Rome met andere bisschoppen uit Beieren voor het “Ad Limina” bezoek. En bij deze gelegenheid was er een buitengewone ontmoeting met de paus. Paulus VI begon te spreken in het Duits, hij sprak het tamelijk goed, maar nadien verkoos hij verder te gaan in het Italiaans, de taal waarbij hij vlotter kon communiceren. Hij sprak uit diepst van zijn hart, over de eerste ontmoeting met de wereld. Hij herinnerde zich, toen hij jonge priester was, toen hij in München verbleef, hij was even verdwaald in de stad en vond er veel bereidwillige mensen om te helpen. Het was een eenvoudig en persoonlijk onderhoud, zonder grote uiteenzettingen, men ondervond dat hij zijn hart blootlegde en enkele momenten deelde met confraters in het episcopaat. Het was een zeer sympathieke ontmoeting.
Bent u naar Rome geweest op andere tijdstippen toen Paulus VI paus was?
Kard. Ratzinger: Ja, op zijn tachtigste verjaardag (26 september 1977). Op 16 oktober, droeg hij een plechtige mis op tot de heilige Petrus. Ik werd toen getroffen door een citaat uit de “Divina Commedia” van Dante waarin hij sprak van “het Rome waarin Christus Romein was” (Vagevuur, XXXII, 102). Paulus VI had de reputatie nogal een koude intellectueel te zijn met de medemens. Op dat ogenblik, had hij een onverwachte warmte voor Rome getoond. Ik kende de uitspraak of woorden van Dante niet, herinnerde het mij helemaal niet. Zij hebben mij heel diep getroffen. Paulus VI wilde bij deze woorden zijn liefde voor Rome uitdrukken, Rome die de stad van de Heer werd, het middelpunt van de Kerk.
Hoe vernam u het overlijden van Paulus VI?
Kard. Ratzinger: Ik was met vakantie in Oostenrijk. Ik werd geïnformeerd dezelfde ochtend op 6 augustus dat de heilige vader zich plots onwel voelde. Ik waarschuwde de vicaris generaal te München om het bisdom uit te nodigen om te bidden voor de paus. Daarna maakte ik een kleine uitstap, en bij mijn terugkeer melde men dat de toestand van de paus verslechterde. En, even later, belde men opnieuw om te melden dat hij overleden was. Ik besloot toen, terug te keren naar München ’s anderendaags, en dezelfde avond kwam de televisie mij opzoeken om een interview. Ik ben naar Rome vertrokken onmiddellijk nadat ik een brief schreef naar mijn bisdom.
Waar bevond u zich bij overlijdensceremonie van de paus?
Kard. Ratzinger: Ik werd getroffen door de eenvoud van de lijkwade waarop een evangelie lag. Deze armoede dat de paus verlangde, had mij bijna geschokt. Ik werd ook getroffen door de overlijdensmis die uitgevoerd werd door kardinaal Carlo Confalonieri die meer dan tachtig jaar oud was, en dus niet aan het conclaaf ging deelnemen: hij sprak een mooie homilie uit. Tijdens een andere plechtigheid werd ook een zeer mooie homilie uitgesproken door kardinaal Pericle Felici, die liet opmerken dat, gedurende de plechtigheid de bladen van het evangelieboek met de wind omdraaiden. Ik ben naderhand teruggekeerd naar München om er een mis op te dragen ter nagedachtenis: er was veel volk in de kathedraal. Later ging ik naar Rome voor het conclaaf.
U was heel jonge kardinaal…
Kard. Ratzinger: Ik was bij de jongsten, maar, als bisschop, was ik priester en dus, volgens het protocol kwam ik voor sommige kardinalen uit de Curie die aan diakensorde toebehoorden. Zo stond ik niet op de laatste rij. Ik herinner me dat tijdens het ontbijt, dezelfde voorrangsregels golden – ik bevond me tussen kardinalen Silvio Oddi en Felici, twee echte "Italiaanse" kardinalen.
U had werkelijk een belangrijke rol in dit conclaaf?
Kard. Ratzinger: Het is waar dat wij met enkele Germaanse kardinalen samen kwamen. Namen deel aan deze bijeenkomsten: Joseph Höffner uit Keulen, de grote Franz König uit Wenen, Alfred Bengsch uit Berlijn; er was nog Paulo Evaristo Arns en Aloisio Lorscheider, beiden Brazilianen van Duitse oorsprong. Het was een beperkte groep. Wij wilden niets beslissen, maar wensten alleen maar even met elkaar te spreken. Ik liet me begeleiden door de "Providentie". Ik luisterde naar de namen, en zag hoe een consensus eindelijk tot stand kwam rondom de naam van de patriarch van Venetië.
Kent u hem?
Kard. Ratzinger: Ja, ik kende hem persoonlijk. Tijdens de zomervakantie 1977, bevond ik mij in augustus in het seminarie van Bressanone, en Albino Luciani is mij komen opzoeken. Zuid-Tirol maakt deel uit van de kerkelijke regio van de "Drie Venetiën", en hij, die heel lief was, voelde zich bijna verplicht, als patriarch van Venetië, zijn jongere collega te komen opzoeken. Ik voelde mij bezoek niet waardig. Ik kon toen ook zijn uiterste eenvoudigheid en ontwikkeling waarnemen. Hij vertelde mij dat hij deze plek heel goed kende, waar hij met zijn moeder op bedevaart trok naar het sanctuarium van Pietralba, een monikkenoord van Italiaanse ‘servitengeestelijken’ op duizend meter hoogte, waar ook grote menigten van Venitiaanse gelovigen toetrokken. Luciani had veel herinneringen aan deze plaats, en daarom, ook steeds tevreden terugkeerde naar Bressanone.
Had u hem voordien persoonlijk nooit gekend?
Kard. Ratzinger: Neen, zoals ik het al zei, verbleef ik voordien in de universitaire wereld, ver van alle hiërarchie, en ik kende persoonlijk niet de kerkelijke overheden.
Hebt u hem nadien ook nog ontmoet?
Kard. Ratzinger: Neen, niet voor het conclaaf van 1978.
Hebt u bij deze gelegenheid enkele woorden met hem gewisseld?
Kard. Ratzinger: Enkele woorden, ja, door feit dat wij elkaar kenden, maar alleen maar enkele woorden. Er diende veel gedaan te worden en te mediteren.
Welke indruk maakte zijn verkiezing op u?
Kard. Ratzinger: Ik was zeer gelukkig. Als herder voor de universele Kerk, een man te krijgen met zulke goedheid en schitterend geloof, dat was een waarborg voor het feit dat alles uitstekend verliep. Hij was zelf verast en voelde het gewicht van deze grote verantwoordelijkheid. Men bemerkte, dat hij wat gebukt ging onder het resultaat van deze verkiezing waaraan hij zich niet had verwacht. Het was geen man die carrière zocht, hij vatte integendeel de gekregen lasten als een dienst en lijden.
Wat was uw laatste onderhoud met hem?
Kard. Ratzinger: De dag waar hij het ambt aanvaarde, op 3 september. De aartsbisschoppelijke zetel van München en Freising was verbroederd met Ecuador. Een mariaal congres werd ingericht te Guayaquil tijdens de maand september. Het lokale episcopaat had gevraagd om een pauselijke vertegenwoordiger aan te stellen voor dit congres. Johannes Paulus I had deze aanvraag al gelezen, en besloten, daarop gunstig antwoord te verschaffen; zo bij de gebruikelijke hulde van de kardinalen spraken wij over mijn reis, en hij riep over mij, en ganse Ecuadoriaanse kerk, de zegening.
Bent u in Ecuador geweest?
Kard. Ratzinger: Ja, en het is tijdens mijn aanwezigheid in dit land, dat mij het overlijden van de paus gemeld werd. Op een wat zonderlinge manier zelfs. Ik overnachte op het bisdom van Quito. Ik had de deur niet gesloten, daar ik mij er geborgen voelde zoals bij Abraham. In het midden van de nacht, verscheen een lichtstraal in de kamer en door de opening van de deur zag ik een wezen met karmelieten gewaad. Ik verschrok wat door dit licht en het akelige verschijnsel, bode van slecht nieuws. Ik besefte niet al te best, of dit een droom of werkelijkheid was. Ik begreep tenslotte dat het om een hulpbisschop uit Quito (Alberto Luna Tobar, nu aartsbisschop op rust van Cuenca) ging, die mij dan melde dat de paus overleden was. En zo vernam ik de droevige en plotse gebeurtenis. Desondanks dit bericht ben ik terug ingeslapen tot volgende ochtend. Dan heb ik de mis opgedragen met een Duitse missionaris die, aangesloten met alle aanwezige gelovigen, bad voor de overleden paus Johannes Paulus I. Mijn privé-secretaris, die ook de mis opluisterde, waarschuwde mij dat de missionaris zich vergist had van naam, dat hij diende te bidden voor Paulus VI en niet voor Johannes Paulus I. Hij was nog niet op de hoogte van het overlijden van Albino Luciani.
U ontmoette de paus bij het conclaaf. Had u de indruk bij uitbrengen van de hulde dat hij er volgende maand niet meer bij zou zijn?
Kard. Ratzinger: Hij leek mij heel gezond. Ja, hij gaf niet de indruk te genieten van een stevig gestel. Maar er zijn zoveel mensen die zwak lijken en toch honderd jaar worden. Hij leek mij in goede gezondheid. Ik ben geen dokter, maar het leek mij een man, die zoals ikzelf, niet de indruk geef van over een blakende gezondheid te genieten. Maar deze mensen zijn in feite diegene die meestal de hoop hebben op een heel lange levensverwachting.
Dit was voor u dan een plotseling overkomend overlijden?
Kard. Ratzinger: Helemaal onverwachts.
Had u ook enige twijfel als u vernam dat het misschien om een gewelddadig overlijden ging?
Kard. Ratzinger: Neen.
De bisschop van Belluno-Feltre, de salesiaan Vincenzo Savio, melde dat hij op 17 juni jongstleden, de “nulla osta” van de congregatie voor heiligverklaring gekregen heeft om over te gaan tot het inleiden van proces voor zaligverklaring van de Godsdienaar Albino Luciani. Wat denkt u daarover?
Kard. Ratzinger: Ik ben helemaal overtuigd van het feit dat deze man heilig was. Door zijn goedheid, zijn eenvoudigheid, zijn nederigheid. En door zijn grote moed. Want hij had ook de moed om de zaken uit te leggen met grote duidelijkheid, zelf al diende hij tegen de stroming van gevestigde gedachten te varen. En ook, om zijn geloofsbelijdenis. Het was niet alleen een eenvoudige pastoor die toevallig patriarch geworden is. Het was een man met veel wijsbegeerte, met een grote zin voor pastoraal en ook met pastorale ervaring. Zijn geschriften betreffende catechese zijn zeer kostbaar. En zijn werk “Illustrissimi”, is een prachtig boek die ik gelezen heb zodra hij verkozen werd. Ja, ik ben heel overtuigd dat hij een heilige man is.
Zelfs al hebt u hem niet meer dan drie maal ontmoet?
Kard. Ratzinger: Inderdaad, het was voldoende, zijn lichtgevend beeld doordrong mij innerlijk heel diep.
Toen u hem voor het tweede conclaaf van 1978 ontmoet, wat was dan het belangrijke gevoel bij het College der kardinalen?
Kard. Ratzinger: Na de onverwachte dood, waren wij allen wat bedrukt. De slag kwam hard aan. Natuurlijk, na het overlijden van Paulus VI waren wij ook zeer verdrietig. Maar het leven van Paulus VI was af, het was een natuurlijke slotfase. Hijzelf wachte de dood af, sprak over zijn dood. Na zo een groot pontificaat kwam er een nieuw begin, met een andere paus, die andere accenten ging leggen, maar altijd in de lijn van zijn voorganger. Maar dat Gods wegen een negatief advies gaven aan onze verkiezing, kwam zeer hard aan. En toch was de verkiezing van Johannes Paulus I niet verkeerd. Zijn drie en dertig dagen pontificaat hadden een historische functie in de geschiedenis van de Kerk.
Welke?
Kard. Ratzinger: Het is niet alleen een getuigenis van goedheid en geloof, maar, dit onverwachte overlijden heeft ook geleid tot een onverwachte keuze. Een niet Italiaanse paus.
Is deze stelling weerhouden tijdens het conclaaf van 1978?
Kard. Ratzinger: Er was sprake van, maar het was geen werkelijke stelling, al was het maar omdat er de figuur van Albino Luciani was. Naderhand, dacht men dat er misschien iets heel nieuws moest komen.