Sitemap | Zoeken | Contact |
Albino Luciani > Links > Het Vaticaan






Paus Pius X (Giuseppe Sarto) 2 juni 1835 – 20 augustus 1914


Giuseppe Sarto werd geboren in Riese, in het achterland van Venetië, dat toen nog onder Oostenrijkse invloed stond. Hij kwam uit een zeer arme familie. De scholing die hem werd geboden ondervond hij als een groot privilege. De armoede van het gezin Sarto kan geïllustreerd worden door het feit dat de jonge Giuseppe naar school liep op blote voeten, om zijn gelakte schoenen die bij het uniform hoorden te sparen. Reeds jong bewonderde hij de katholieke geestelijkheid, maar werkte ook naast school hard voor het bestaan van het gezin mee. Hij doorliep uiteindelijk met een beurs gegeven door rijke weldoeners het seminarie en werd achtereenvolgens kapelaan, pastoor, bisschop en uiteindelijk zelfs kardinaal-patriarch van Venetië. Hij maakte het antiklerikalisme van Garibaldi en de Italiaanse vrijmetselarij mee, alsmede de Habsburgse regering van grote delen van noordoostelijk Italië.
Pius X bleef altijd een grote sympathie houden voor de armen. Hij zei zelf: Ik ben arm geboren, heb arm geleefd en wil vooral arm sterven, zinspelende op de vrijwillige armoede zoals aangenomen door kloosterlingen. Hij zette zich reeds als patriarch van Venetië in voor liefdadigheid, scholing van de arme jeugd, en verbetering van de gezondheidszorg en haar toegankelijkheid. Tegenover de katholieke vakverenigingen was kardinaal Sarto kritisch, omdat hij in tegenstelling tot paus Leo XIII altijd de vrees had van marxistische beïnvloeding en overname van de katholieke arbeidersinitiatieven. Sarto gebruikte zijn autoriteit overigens meermaals om de situatie van de arbeiders te verbeteren (met name tegen kinderarbeid). Hij deed dit echter "van bovenaf", door zijn autoriteit te gebruiken als patriarch en kardinaal, niet door tot staking aan te zetten.


Kerkelijke loopbaan
Sarto werd op 18 september 1858 priester gewijd. Hij kreeg meteen hierna een aanstelling als kapelaan in Tombolo. Hij studeerde onderwijl zelf verder met name op het werk van Thomas van Aquino en op het canoniek recht, terwijl hij feitelijk al het werk deed van de pastoor van Tombolo, die ernstig ziek was. In 1867 werd hij benoemd tot aartspriester van de kathedraal in Salzano. In de vroege jaren zeventig van de negentiende eeuw werd hij benoemd tot kanunnik van het kathedraal kapittel in Treviso en rector van het seminarie aldaar. In 1880 werd hij door paus Leo XIII benoemd tot bisschop van Treviso. Tijdens het consistorie van 12 juni 1893 werd Sarto kardinaal gecreëerd. Hij kreeg de San Bernardo alle Terme als titelkerk. Drie dagen na dit consistorie volgde zijn benoeming tot Patriarch van Venetië.


Verkiezing
Op 4 augustus 1903 kwam er een eind aan het conclaaf dat een nieuwe paus moest kiezen na de dood van paus Leo XIII op 20 juli 1903. Iedereen dacht dat Mariano kardinaal Rampolla del Tindaro, de staatssecretaris van Leo XIII tot paus gekozen zou worden. Dit zou ook gebeurd zijn, wanneer de keizer van Oostenrijk, Frans-Jozef, niet, op grond van het oude Jus Exclusivae, een veto had laten uitspreken tegen deze keuze door kardinaal Puzyna, metropoliet van Krakow. Rampolla zou ervan verdacht worden vrijmetselaar te zijn, maar het bewijs daarvoor was twijfelachtig. De feitelijke reden voor het veto was Rampolla's steun aan Frankrijk in zijn tijd als staatssecretaris. Rampolla zou Duitsland en Rusland verkiezen boven Oostenrijk en Polen, en hij had zeer koel gereageerd op de zelfmoord van de zoon van keizer Frans-Jozef, kroonprins Rudolf.
Toen kozen de kardinalen een heel andere figuur, de patriarch van Venetië, Giuseppe Sarto, die in tegenstelling tot de zeer diplomatieke Rampolla als conservatief en zeer anti-modernistisch gold. In tegenstelling tot zijn voorgangers, was Sarto niet van adellijke of hoogburgerlijke afkomst. De nieuwverkozen paus kwam uit een eenvoudig Noord-Italiaans plattelandsgezin. Zijn ouders hadden zijn priesterstudie bij elkaar geschraapt. Langzaamaan klom hij op binnen de hiërarchie van de rk kerk. Hij viel op door eenvoudig, oprecht en goedmoedig gedrag. Als priester, bisschop en patriarch nam hij nooit politieke standpunten in, maar richtte zich op Eucharistische zaken en zijn taak als zielenherder. Hierdoor was hij een 'outsider' tijdens het problematische conclaaf van 1903. 'Men' wilde geen 'politieke' kandidaat op de troon van Petrus. Sarto was de perfecte oplossing: ongebonden, van eenvoudige komaf en politiek onwetend. Hij nam de naam aan van Pius X. "Omdat de pausen van deze [sic] eeuw onder dezelfde naam zoveel geleden hebben". Het tekent zijn beleid. De Eucharistie, de Sacramenten en het zielenheil stonden centraal bij deze paus. Hij zou de eerste heiligverklaarde paus worden in de laatste vierhonderd jaar pauselijke geschiedenis. Qua politiek en algemeen maatschappelijk denken, stond Pius X met beide benen nog in de 19e eeuw.

De eerste daad van Pius X als paus was dat hij een einde maakte aan deze mogelijkheid van inmenging van staatshoofden in de pauskeuze; hij verklaarde dat iedere kardinaal die een van leken afkomstig veto in het conclaaf zou inbrengen, automatisch geëxcommuniceerd was. Maar niettemin beëindigde hij het staatssecretariaat van Rampolla. Zijn intern-kerkelijke beleid richtte zich streng tegen het modernisme, een stroming die veel kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en invloedrijke seminarieprofessoren onder zijn aanhangers kon rekenen, met name in Frankrijk, het Duitse Rijk en Groot-Brittannië. In 1907 gaf Pius X met de encycliek Pascendi Dominici Gregis de aanzet tot zuivering van de rooms-katholieke Kerk van deze modernisten. De uitwerking was dubbelzijdig. Enerzijds werden deze modernisten uit kerkelijke functies ontzet, waardoor de geloofsgetrouwheid gewaarborgd bleef. Anderzijds moet men echter vaststellen, dat de soms door bepaalde anti-modernisten - de zogenaamde integralisten van Umberto Benigni - hard gevoerde strijd tegen het modernisme van de modernisten martelaars maakte van de harde ingrepen van de Heilige Stoel in de ogen van vele katholieken van die tijd.
Pius' opvolger Benedictus XV zou de strijd tegen het modernisme aanzienlijk afzwakken en trachtte verzoening te brengen tussen integralisten en modernisten, waarbij hij overigens de theologie van de laatsten stevig bleef afwijzen als ketterij en "pest". Het modernisme herkreeg geleidelijk zijn aantrekkingskracht en onder de pontificaten van zowel Pius XI als Pius XII zou het neo-modernisme, ondanks het verzet van deze pausen, opnieuw opkomen en bij het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) onder Johannes XXIII duidelijke overwinningen op de behoudsgezinde stroming in de rooms-katholieke Kerk behalen.
In het verlengde van zijn strijd tegen het modernisme bestreed Pius X op politiek vlak het verlichtingsfundamentalisme, het liberalisme en het opkomende communisme. Sociaal gezien was hij - als idealist - eerder een voorstander van vrijwillige liefdadigheid, onder meer op religieuze grondslag, dan van staatsinmenging in sociale aangelegenheden. Tenslotte bestreed hij met succes de corruptie, simonie en baantjesjagerij binnen de kerk. Een bekend voorbeeld hiervan was zijn broer, die 'gewoon' postbode bleef.
Met het motu proprio Tra le sollecitudini (1903) trachtte Pius het belang van het Gregoriaans binnen de kerkmuziek te herstellen. Een jaar later zou Pius, eveneens bij motu proprio de Benedictijner abdij van Solsesmes de opdracht geven een nieuw Graduale samen te stellen, waarin de Gregoriaanse muziek in zijn oorspronkelijke luister diende te worden hersteld.
Pius X is bekend geworden als de paus die het veelvuldig ter communie gaan bevorderde. Daartoe heeft hij ook de leeftijdsgrens verlaagd waarop kinderen toegelaten werden tot de Eerste Heilige Communie, namelijk wanneer ze tot "de jaren des onderscheids" waren gekomen: 7 jaar. Hij stierf in 1914, enkele weken na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.
In zijn persoonlijk leven was Pius X een onbesproken, heilig man. Als politicus trad hij enigszins ondiplomatisch op. Zijn uitgesproken standpunten op het gebied van wereldse zaken leverden hem kritiek op van socialistische en liberale zijde. Pius X had niet de bereidheid om een dialoog aan te gaan met andersdenkenden, voor zover deze bij voorbaat de katholieke gedachte reeds afwezen. Bij het katholieke volk was Pius X zeer geliefd, mede vanwege zijn eenvoudige komaf en Mariale vroomheid. Onder het pontificaat van Pius X groeide het aantal katholieken in kerkprovincies zoals Nederland en Ierland zeer sterk.


Zalig- en heiligverklaring
Door paus Pius XII is hij zaligverklaard. Diezelfde paus verklaarde Pius X in 1954 heilig in een grote plechtigheid, die door Paus Pius XII ook bedoeld was als anti-modernistisch teken. Pius XII hield een lofrede op Pius X en zijn bestuur en bescherming van de Kerk. Bij de heiligverklaring was het lichaam van Pius X te zien in de Sint-Pieter van Rome. Zijn lichaam was, hoewel niet gebalsemd, na veertig jaar nog altijd intact en onvergaan. Hij is de laatste heiligverklaarde paus van de Katholieke Kerk. Zijn gedachtenis wordt gevierd op 21 augustus in de Novus Ordo Missae (de Nieuwe Liturgie van 1969)