Wij zijn met onze gedachten bij de kerk van Sint Severus die de pracht van de stad Erfurt betekent daar ze voortreffelijk is door zijn ouderdom, door zijn kunstschatten en door zijn godsvruchtigheid. Voorheen, zegt men, was het een erbarmelijk kerkje toegewijd aan de Heilige Blasius. Achteraf, kreeg ze de titel van Heilige Paulus en werd «gebedshuis» voor een klooster van heilige monniken. Daarna, volgens een mondelinge overlevering, werden de relikwieën van Sint Severus, bisschop van Ravenna, die vervoerd werden van Mongontaacum naar Erfurt, nedergezet in deze kerk, die, naar de maar verder aangroeiende verering van deze heilige, stilaan door zijn naam werd genoemd.
Het is tot zijn verhuldiging, dat naderhand, de nieuwe kerk, opmerkbaar door zijn gotische structuur, naar zijn naam werd gericht. Zijn presbyterium, zoals men het noemt, werd opengesteld tot God’s verering, in het jaar 1278; het overige van het gebouw, ingedeeld in vijf gedeelten, werd dan later afgewerkt. Tijdens de XIVde eeuw, werd een sarcofaag met kunst vervaardigd door steenhouwers om het stoffelijke overschot van de heiligen Severus en Innocentius te bewaren.
De oprichting van deze kerk deed de godvruchtigheid van de gelovigen maar toenemen bij wijze van nieuwe impuls: vooral op 22 oktober, talrijk zijn diegene die de gewoonte namen om zich gedreven op bedevaart naar het heiligdom te begeven om er met aandrang van gebeden hun heiligen te vereren. De heilige Severus was ook de patroonheilige van de handwevers. Men moet hier ook in herinnering brengen dat tijdens verschillende eeuwen in deze kerk een klooster van reguliere kanunniken gevestigd was, ter ere van God’s lofzang en tot geestelijke dienst voor de gelovigen.
Toekomende 22 oktober, hebben ze ons aangekondigd, zullen de plechtigheden plaats vinden ter ere van het zevenhonderdjarige bestaan van de stichting van deze kerk die huidig met ijver en zorg hersteld werd.
Deze gesteenten, inderdaad, spreken over het geloof en de godvruchtigheid van de oudere generaties en ze waarschuwen de huidige gelovigen in Christus deze heilige erfenis gaaf te bewaren, en het te vertalen naar de dagelijkse handelingen in het leven. Bovendien, dat zij die deze heilige plaats opzoeken zich inspannen om ook “geestelijke woningen” te worden van God (cf. 1 Pier 2, 5), in welke God verblijft door zijn genade en tot wie de woorden van de heilige Augustinus toepasselijk zijn: «God verblijft… in iedereen zoals in zijn gebedshuizen en in allen, tesamen, verenigd in de eenheid, zoals in zijn kerk» (Ep. 187, 13, 38 ; PL 33, 84, 7).
Deze kerk, leidt in hun hart het gevoel van de Hemelse Kerk, waar men geniet voor altijd van de gaven die onmogelijk door de ogen gezien kunnen worden, onmogelijk waargenomen door enige klank en belicht door enige denkwijze, ja, wij verkrijgen van God, «een woning die niet door menselijke handen aangemaakt werd en die eeuwigdurend in de hemel is» (2 Co 5,1). Werkelijk, wat zijn ware zin geeft, en echt belangrijk is bij de bedevaart, dikwijls kortstondig en lastig, dat wij op aarde meemaken, is de levenszaligheid die nooit zal eindigen, waar we allen naar verlangen bij ellende en dat we niet mogen vergeten wanneer we gelukkig zijn.
We verlangen ten zeerste, en we vragen tot God met kracht en aandrang deze godvruchtige viering op te dragen aan het goede en de uitbreiding van het geloof, en geven u hiertoe, heel graag, onze apostolische zegen, teken van hemelse goederen en bewijs van onze liefde, aan uzelf, eerbiedwaardige Broeder, aan de hulpbisschop, aan de clerus, aan de geestelijken, en aan de gelovigen die u toevertrouwd werden in pastorale zorg.
Opgemaakt in het Vaticaan, op 28 september van het jaar 1978, eerste jaar van ons Pontificaat.